Proeven op apen zijn onethisch en niet wetenschappelijk verantwoord.
Wetenschappers zijn het eens met ADC.

Naar aanleiding van onze actie tijdens het patroonsfeest van de universiteit van Leuven, publiceerden 5 dierproefnemers een opiniestuk in De Standaard. Zij probeerden via deze weg hun gruwelijke en onethische testen te verantwoorden.
Zoals gewoonlijk lazen wij hierin geen enkel nieuw argument. Integendeel zelfs, het stuk herhaalde dezelfde verouderde argumenten die dierproefnemers al tientallen jaren gebruiken. Je kan het stuk in de Standaard hier lezen

Een weerwoord van de Anti Dierproeven Coalitie drong zich natuurlijk op. Stijn Bruers en André Menache, zelf wetenschappers, namen het op voor de apen en onze campagne in een antwoord dat De Standaard enkele dagen later publiceerde:

Proeven op apen zijn onethisch en wetenschappelijk niet verantwoord. 

Maandagochtend voerden activisten van de Anti Dierproeven Coalitie actie tegen het gebruik van apen voor dierproeven aan de Katholieke Universiteit Leuven. Als bezorgde wetenschappers (een veterinair chirurg en iemand die doctoreerde aan de KUL) steunen wij dat verzet. Want verantwoordelijke wetenschappers dragen de plicht om ethische overwegingen in beschouwing te nemen.

Het debat over dierproeven wordt meestal voorgesteld als “wetenschap tegen emotie”. Het publiek zal dan eerder de wetenschapper geloven. Wordt het niet tijd voor een eerlijker debat? Zoals wetenschapper tegen wetenschapper? Maar tot op heden wordt kritiek op dierproeven in wetenschappelijke kringen totaal niet geaccepteerd.

We kennen verschillende universiteitswetenschappers die bang zijn om openlijk hun standpunten tegen dierproeven te verkondigen, omdat de universiteiten hen waarschuwen of zelfs bedreigen. Dergelijke “institutionele intimidatie” helpt een evenwichtig debat niet verder.

Het gebruik van primaten in medisch onderzoek is erg controversieel. Als wetenschappers tegen dierproeven vertrekken wij vanuit morele principes. Volgens de gangbare ethiek kunnen alle mensen aanspraak maken op een basisrecht; het recht om niet zonder toestemming gebruikt te worden als louter middel voor iemand anders zijn doelen. Het objectiveren van een persoon tot gebruiksvoorwerp is een respectloze houding. Daarom zijn kannibalisme, mensenhandel, slavernij en mensproeven immoreel, want ze vormen een ernstige schending van dat basisrecht. Mensen zijn geen stukken vlees, geen koopwaar, geen werkmachines en geen proefobjecten.

Dat basisrecht heeft een sterke morele kracht: zelfs indien de gevolgen niet optimaal zijn dienen we het te respecteren. Stel dat er twee zieke patiënten in een ziekenhuis liggen. De ene heeft een nieuw hart nodig, de andere een lever. Er zijn echter geen geschikt hart en lever meer beschikbaar. Mogen we dan een onschuldige persoon opofferen en diens hart en lever gebruiken voor orgaantransplantaties? Het antwoord is “Nee!”, omdat het basisrecht van die persoon geschonden wordt. Dus zelfs indien we netto meerdere levens zouden kunnen redden (twee zieken versus één onschuldige persoon), mogen we niemand opofferen. Datzelfde principe geldt ook voor onvrijwillige mensproeven: we mogen geen mensen zonder hun toestemming gebruiken als proefobjecten in de hoop anderen te kunnen genezen.

Een tweede belangrijke pijler in onze ethiek is het principe van non-discriminatie. Discriminatie is een aparte behandeling op basis van criteria die niet moreel relevant zijn. Duidelijke voorbeelden zijn racisme en seksisme, omdat huidskleur, genetische verwantschap of geslacht niet relevant zijn in het toekennen van het basisrecht.

En nu komen we tot de kern van de zaak: welk moreel relevant criterium is er aan te wijzen dat alle mensen wel hebben en – in het geval van apenproeven – primaten niet? Sociale intelligentie, bewustzijn, rationeel denkvermogen, taalvaardigheid,… telkens zijn er ofwel apen die wel aan dat criterium voldoen, ofwel mensen die er niet aan voldoen. Er zou algemene verontwaardiging optreden mocht de KUL besluiten om ernstig mentaal gehandicapte weeskinderen of alleenstaande zwaar dementerende bejaarden te gebruiken in experimenten. Ze zonder toestemming opsluiten, ze verdoven, elektrodes in hun hersenen planten, ze opnieuw bij bewustzijn brengen, hun hoofden vastpluggen en de hersenen met de elektroden manipuleren; zouden we zoiets toelaten bij bijvoorbeeld zwakzinnige mensen? Dat zou een ernstig gebrek aan respect voor de waardigheid van die mensen zijn. De vragen naar het welzijn (optimaal verblijf en voeding) en het beperken van het leed van die mensen (het ‘stapsgewijs’ trainen van complexe taken om stress te vermijden) komen dan niet eens aan de orde. Maar als er geen duidelijk moreel relevant criterium te vinden is, is het dan geen discriminatie om het basisrecht en de waardigheid van apen niet te respecteren? Is het afwijzen van apenproeven dan niet de enige ethisch verantwoorde optie? Toch zeker indien apenproeven weinig betrouwbare resultaten opleveren?

Apen zijn voldoende gelijkaardig aan mensen om hen het recht te geven om niet onderworpen te worden aan pijnlijke experimenten, maar toch te verschillend om ze als betrouwbare modellen voor menselijke ziekten te kunnen gebruiken. In debatten met dierproefnemers horen we telkens dezelfde argumentaties – dat er geen alternatieven zijn voor experimenten op volledige levende organismen. Ons antwoord is eenvoudig: naar welk levend organisme wordt verwezen? De rat, de hond of de aap? Want ze reageren biologisch erg verschillend van elkaar en van mensen. Zelfs tussen primaten zoals de resusaap, de baviaan en de mens zijn er fysiologische en anatomische verschillen die apenproeven weinig betrouwbaar maken.

Naast bovenstaande ethische argumentatie kunnen we ook kijken naar de Europese wetgeving rond dierproeven (Artikel 7.2 van Directive 86/609/EC). Die stelt duidelijk dat dierproeven niet kunnen als gelijkaardige resultaten kunnen bekomen worden zonder dierlijke methodes. We denken dat het hoog tijd wordt om de apenexperimenten eens aan deze clausule te testen. Maar eerst en vooral verwachten we dat dierenonderzoekers eerlijk en open aan het publiek vertellen wat ze doen en waarom ze dat doen. Ten tweede zouden onderzoekers de gelegenheid om hun werk te verdedigen moeten verwelkomen indien ze worden uitgedaagd door andere wetenschappers. Net zoals een patiënt het recht heeft op een tweede opinie over zijn medische toestand, zo verdient het publiek ook het recht om andere wetenschappers te horen die om ethische redenen weigeren dieren te gebruiken in hun onderzoek. Laten we daarom een evenwichtig debat voeren.  

Stijn Bruers is gedoctoreerd in de wetenschappen aan de KU Leuven. Andre Menache is veterinair chirurg.